Laatste blog …

Vandaag is dit blog succesvol geïmporteerd in de nieuwe website. Dat betekent dat dit bericht het laatste is op deze plaats. Omdat er nog veel pagina’s handmatig omgezet moeten worden van FrontPage naar WordPress, zal het nog twee weken duren voordat de nieuwe site online is. Tot dan kunt u terecht op de oude site. Het oude blog zal blijven bestaan tot begin 2014, maar wordt niet meer aangevuld. Binnenkort kunt u dus voor blogberichten, de index op het oud-rechterlijk archief en vele andere pagina’s over de Borculose geschiedenis van vóór 1811 (en enkele uitstapjes naar de periode erna) terecht op één site op het vertrouwde webadres www.heerlijkheidborculo.nl

Bennie te Vaarwerk

De haken in het Borculose stadswapen

Plaatje van het Borculose gemeentewapen in het in 1924 door de firma Kofiie-Hag uitgegeven album 'Nederlandsche gemeentewapens'.

Plaatje van het Borculose gemeentewapen in het in 1924 door de firma Kofiie-Hag uitgegeven album ‘Nederlandsche gemeentewapens’.

Op de Bredevoortse boekenmarkt vond ik het door de firma Koffie-Hag in 1924 uitgegeven album Nederlandsche gemeentewapens. Daarin was ook een wat merkwaardig plaatje van het gemeentewapen van Borculo afgedrukt, met knoppen aan de uiteinden van de zgn. scheepshaken. Al eerder had ik deze gezien in het in steen uitgehouwen gemeentewapen in het Huis der Provincie van Gelderland, dat in 1954 voltooid werd. Die knoppen horen beslist niet thuis in het Borculose wapen, zoals ik verderop duidelijk zal maken. In een in het zelfde jaar door de tabaksververij Herms Oldenkott en Zoonen uitgegeven wapenalbum, wordt overigens wel het juiste wapen afgebeeld (al valt op de kleur nog wel af te dingen). Sinds enige tijd is het mogelijk een beter beeld van de geschiedenis van het Borculose stadswapen en latere gemeentewapen te krijgen. Het Gelders Archief heeft foto’s van een groot deel van de zegels in het archief van de Heren van Borculo op de website geplaatst. Daaronder ook vier foto’s van afdrukken van het stadszegel van Borculo uit de jaren 1409-1538. Duidelijk herkenbaar op die zegels zijn de drie bollen, die afkomstig zijn uit het wapen van de Heren van Borculo uit de Huizen Van Borculo en Bronckhorst-Borculo. Ook de haken zijn goed herkenbaar en op het zegel uit 1461 duidelijk zonder knoppen. Zoals vaak bij de oudere wapens, wordt aanvankelijk alleen het schild met symbolen afgebeeld. Pas later kwamen daar versieringen omheen.

Wapen van de gemeente Borculo in het 'Wapen Album' van de firma Oldenkott (1924).

Wapen van de gemeente Borculo in het ‘Wapen Album’ van de firma Oldenkott (1924).

Zo ook in Borculo, waar het wapen eerst in de eerste helft van  de zeventiende eeuw gedekt werd door een gesloten helm met randversieringen.
Op 20 juli 1816 bevestigde de Hoge Raad van Adel de gemeente in het bezit van het wapen.[1] Het werd als volgt omschreven: “Van lazuur [= de heraldische benaming voor de kleur blauw], beladen met twee scheepshaken staande en sautoir [kruiselings] en vergezeld van drie ballen twee op zijde en een en pointe [aan de spits], alles van goud”.

Wapen van Heer Hendrik van Borculo in de Heraut Gelre (ca. 1370). De kleurstelling was al terug te vinden in het Needse gemeentewapen en sinds 2005 ook in het Berkellandse wapen.

Wapen van Heer Hendrik van Borculo in de Heraut Gelre (ca. 1370). De kleurstelling was al terug te vinden in het Needse gemeentewapen en sinds 2005 ook in het Berkellandse wapen.

Dat het wapen vrijwel identiek is aan het tot dan toe gevoerde stadszegel, lijdt geen twijfel, evenmin dat het voor een groot deel ontleend is aan het wapen van de Heren van Borculo. In de Kroniek van Jan van Heelu werd het wapen van Hendrik III van Borculo, die in 1288 bij de slag bij Worringen als bondgenoot van graaf Reinald I van Gelre sneuvelde, als volgt omschreven: ‘… ene baniere van goude, daer waren in drie coken root’. Het banier van ‘goud’ werd in 1816 een schild van lazuur, terwijl de drie rode ‘ballen’ of bollen in 1816 ‘goud’ werden. Maar de Hoge Raad was in 1816 ook niet bekend met de beschrijving uit 1288.

Meer problemen leveren de ‘scheepshaken’op. Dat de Hoge Raad in 1816 daarbij misschien gedacht heeft aan de Berkelscheepvaart is wel verklaarbaar. Deze speelde sinds de zeventiende eeuw een rol van (enige) betekenis. Maar gelet op de laatmiddeleeuwse oorsprong van het wapen (de momenteel oudst bekende afbeelding van het stadszegel dateert uit 1409) ligt deze verklaring nu echter minder voor de hand, omdat de Berkel tot eind 16de– begin 17de eeuw niet of nauwelijks bevaarbaar was. De eer over de functie van het riviertje voor de economie voor het eerst grondig nagedacht te hebben komt toe aan de Lochemse wachtmeester François Ballochi. Die zag eind 16de eeuw het belang van de Berkel als handelsrivier in, gevolgd door de stad Zutphen. Hij moest dus in onderhandelingen treden met het Münsterse bestuur van Borculo. Want de grens tussen ‘Nederland’ en het vorstbisdom Münster lag toen tussen Borculo en Lochem.

Een andere verklaring, namelijk dat de haken bisschopsstaven of kromstaven zouden zijn, moet eveneens van de hand gewezen worden. Hoewel de stad, slot en heerlijkheid al vóór 1376 een Munsters leen waren, was het niet de bisschop, maar zijn leenman, de heer van Borculo, die de stad vrijheden verleende. Dat het wapen dus afgeleid is van diens wapen (de drie bollen) ligt voor de hand. In de “enterhaken” moeten we dan een specifiek Borculo’s element of symbool zien, dat de stadswording en de daarmee samenhangende nieuwe positie ten opzichte van de heer uitdrukken. Een tijdje meende ik er ook een of ander stokwapen in te zien. Maar daar kom ik van terug. Ik ben er van overtuigd dat het ijshaken zijn. Tot in het stadsrecht van Borculo zijn daarvoor aanwijzingen te vinden.

Burgers waren verplicht de stadsgrachten ijsvrij te houden
In de stadsrechten Borculo uit 1375, maart die we alleen kennen uit een heropgetkende versie van na de stadsbrand van 1590 heet het in artikel 7 dat de burgers verschillende militaire verplichtingen hadden, o.a. om een ijshaak (‘isshow’) te hebben. Op het niet-nakomen van deze verplichtingen stond een boete. Artikel 7:

‘Welchen sijn wacht, sein isshow, sijn wall offte nicht bouwercket, die sal geldenn 8 penningen; oick welch sein wehr nicht en warde, mach gesatte des gerichtz sall gelden 8 penningen.’

IJshaak van het Waterschap van de Berkel (Collectie Waterschap Rijn en IJssel)
IJshaak van het Waterschap van de Berkel (Collectie Waterschap Rijn en IJssel)

 In 1602 wil het stadsbestuur een huisje bij de Geesterense poort bouwen voor de nachtwaker. Dat wordt door het Münsterse bestuur toegestaan mits de burgemeesters het hekwerk op de wal goed onderhouden, het in voorkomende gevallen herstellen en de gracht ijsvrij houden. Het onderhoud van wallen en gracht was niet alleen burgerbelang, maar ook een belang van de stadsheer, wiens kasteel veel kwetsbaarder zou zijn bij verwaarlozing van de verdedigingswerken. En zo is er steeds sprake van wederzijdse afhankelijkheid tussen de heer en zijn stad.

Dat ijsvrij houden had ook nog een andere functie, namelijk bij het water te kunnen in geval van brand, en, wat de waterputten betreft, voortdurend te kunnen beschikken over drinkwater.

IJsvrij houden kasteelgrachten
Voor het ijsvrij houden van de kasteelgrachten moesten de inwoners  van het schependom Borculo (Dijkhoek) en Heure opdraven. Zij waren vrijgesteld van andere dienstverplichtingen voor de heer. Tussen 1742 en 1771 had de graaf van Flemming, die toen Heer van Borculo was, de kasteelgrachten laten dempen, waardoor de verplichting van de inwoners van het schependom en Heure verviel. Zij kregen toen ‘gewone’ herendiensten opgelegd.

Overigens was de verplichting tot het hebben van een ijshaak niet alleen voorbehouden aan de burgers van Borculo. Ook de burgers van Eibergen (en andere steden) moesten er een hebben. De Eibergenaren moesten bovendien een leren emmer hebben om te gebruiken in geval van brand. Voor Borculo was de verdedigingsfunctie van de grachten van wezenlijk belang. Die waren er in Eibergen niet (meer).

Bennie te Vaarwerk

 

 

[1] Het volgende is deels ontleend aan E.J. Ebbenhorst Tengbergen, ‘Het wapen van de gemeente Borculo’, in: Jaarboek Achterhoek en Liemers 1982. De gemeentewapens, blz. 27-29.

De erbarmelijke toestand van het oud-rechterlijk archief van Stad en Heerlijkheid Borculo

Het wapen van Henricus van Borculo, afgebeeld in de Heraut Gelre. Dit wapen was afgebeeld op een banier dat deze heer van Borculo bij zich droeg als bondgenoot van de graaf van Gelre in de Slag bij Worringen in 1299

Het wapen van Henricus van Borculo, afgebeeld in de Heraut Gelre. Dit wapen was afgebeeld op een banier dat deze heer van Borculo bij zich droeg als bondgenoot van de graaf van Gelre in de Slag bij Worringen in 1299

Gelderse archiefdiensten, die over een goedgekeurde archiefbewaarplaats beschikken, kunnen in aanmerking komen voor overname van sommige in het Gelders Archief berustende archieven. Dan kun je denken aan de huwelijksbijlagen, de notariële archieven en de oud-rechterlijke archieven van vóór 1811. Dat zijn bovendien veel door stamboomonderzoekers en historici geraadpleegde archieven. Tot maart 1811 vervulden de rechtbanken ten plattelande, waaronder die te Borculo en Lichtenvoorde, ook de functie van notaris. Dus overdrachten van onroerend goed, testamenten, voogdijzaken e.d. kan men in de oud-rechterlijke archieven vinden.
Een andere voorwaarde voor overdracht aan een lokale of regionale archiefdienst is dat de archieven in die staat worden overgenomen waarin ze aangeboden worden. Aan dit laatste ligt een besluit van een vroegere algemeen rijksarchivaris ten grondslag. Dat kun je betreuren, omdat die daarmee een van de grondbeginselen van het archiefbestel in Nederland aan de kant schoof, namelijk dat overgebrachte archieven openbaar zijn en dus aan het publiek ter inzage gegeven moeten kunnen worden. Dé voorwaarde daartoe is de archiefwettelijke verplichting van overheden hun voor blijvende bewaring in aanmerking komende archieven ‘in goede, geordende en toegankelijke staat’ over te brengen naar de archiefbewaarplaats. Het kan niet zo zijn dat in een archiefbewaarplaats bescheiden berusten die, om wat voor reden dan ook, gedurende lange tijd niet toegankelijk zijn.  Daarom is het initiatief van het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers (ECAL) te prijzen om aandacht te vragen voor enkele overgenomen archieven die in een slechte materiële toestand verkeren.

Het ECAL heeft o.a. een aantal oud-rechterlijke archieven van het Gelders Archief overgenomen, waaronder die van de heerlijkheden Borculo en Lichtenvoorde. Vooral het oud-rechterlijk archief van Borculo verkeert voor een niet onaanzienlijk deel in een erbarmelijke materiële toestand. Daardoor kon het in het verleden grotendeels niet door het Gelders Archief ter inzage worden gegeven aan het publiek, en nu ook niet door het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers. Dat wil er eindelijk werk van maken.

Rijksarchief in Gelderland, nu Gelders Archief. Aanduiding op het omslag van een procesdossier.

Rijksarchief in Gelderland, nu Gelders Archief. Aanduiding op het omslag van een procesdossier.

Omvang en lotgevallen van het Borculose archief
Bij het oud-rechterlijk archief van Borculo gaat het om een bestand van 50,5 strekkende meter. Het archief is geïnventariseerd door mr. J.P.W.A. Smit. ‘Naar schatting’,  schreef hij in 1912, ‘is van dit archief ruim de helft verloren gegaan’ [!] Daaraan zijn de slechte bewaarcondities debet geweest, zoals hij berichtte:[1]

‘Omstreeks het jaar 1733 werd door den secretaris-Iandschrijver G. Vatebender eene nieuwe regeling getroffen. De meeste stukken ouder dan dien datum en de oudere protocollen werden uit de secretarie verwijderd en blijkbaar in eene zeer ongeschikte plaats, naar vermeld eene kamer in de kerk, opgeborgen (Verslagen omtrent ‘s Rijks oude archieven 1884, pag. 20). Van daar, dat men later opsomde: papieren, die zoodanig vergaan waren, dat nog slechts gedeelten van regels zichtbaar waren en die zelfs niet konden lijden, dat men ze ter hand nam; andere, die zoodanig door de wormen vernield waren, dat de inhoud onleesbaar was, terwijl de bladen van vele akten reeds hun verband verloren hadden (eenvoudige notitie in een rekenboekje bij de boedel papieren).
Dit oudere gedeelte van het archief werd in het jaar 1884 door den rijksarchivaris op den zolder van het toenmalige stadhuis in onbeschrijfelijken toestand gevonden en door hem naar het depot te Arnhem overgebracht (Verslagen omtrent ‘s Rijks oude archieven, ibid.).

Het eerste blad van inventarisnummer 115-2, procesdossier in de zaak tussen Berent toe Nover contra Israël Rothuys, 1651.

Het eerste blad van inventarisnummer 115-2, procesdossier in de zaak tussen Berent toe Nover contra Israël Rothuys, 1651.

De archieven, die na 1733 werden gevormd, bleven met enkele oudere stukken ter secretarie bewaard, waar, ingevolge besluit van den gouverneur der provincie van den 13en April 1817 no 2865/7, 1e afdeeling, in dat jaar van 1 tot 4 Juli een inventaris werd opgemaakt. Eerst later zijn zij naar de arrondissementsrechtbank te Zutphen overgebracht, vanwaar zij in het jaar 1888 door den rijksarchivaris in Gelderland zijn overgenomen (Verslagen omtrent ‘s Rijks oude archieven, 1888, pag. 80).
In overeenstemming met de lotgevallen van beide gedeelten was ook de staat van conservatie verschillend. Het oudste gedeelte heeft zwaar van vocht en ongedierte geleden en de volgorde was tot op de enkele stukken volledig verstoord, maar bovendien waren ook fragmenten van vele stukken door het geheele archief verspreid. Naar schatting is van dit archief ruim de helft verloren gegaan.
De stukken van het nieuwere gedeelte hadden niets geleden en zijn in 1817 in aansluiting met de vroegere regeling tegen verder verval behoed.’

De inventaris van Smit werd later aangevuld met een nadere toegang op de tot dan toe wel zeer globaal (voornamelijk op jaar) beschreven procesdossiers. De inventaris en de nadere toegangen zijn te vinden op de website van Stad en Heerlijkheid Borculo. In die webinventaris is ook aangegeven welke inventarisnummers door het Gelders Archief niet meer ter inzage werden gegeven.

De slechte materiële toestand was reden om in 1991 de Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo op te richten met als doel het op microfilm zetten van alle ‘Borculose’archieven buiten de regio. Een deel van het archief, met name de beter geconserveerde registers van de Borculose gerichten (de ‘gerichtsprotocollen’), was al eerder door de Mormonen op microfilm gezet. Vrijwilligers van de Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo hebben in de jaren ’90 van de vorige eeuw vooral de losse en vaak in slechtere toestand verkerende dossiers op microfilm gezet. Na echter het archief gezien te hebben is de vraag of daadwerkelijk alles verfilmd is, resp. verfilmd kon worden. Sommige delen waren vermoedelijk te slecht. De moederfilms (waarvan eventueel digitale opnamen gemaakt kunnen worden) zijn achtergebleven op het Gelders Archief. De genoemde Stichting beschikt over een kopiefilmbestand, maar deze zijn aan slijtage onderhevig. Opnieuw verfilmen is geen optie meer in dit digitale tijdperk. De moederfilms digitaliseren is een optie, maar niet wenselijk, omdat de kwaliteit te wensen overlaat en ze bovendien zwart-wit zijn.

Mede door de microverfilming werd het mogelijk om de niet meer ter inzage zijnde archieven in te zien en er indexen op te maken. Inmiddels is ruim tweederde van de inventarisnummers van het oud-rechterlijk archief van Borculo voorzien van indexen op namen, data, plaatsen, gebeurtenissen e.d.. Deze indexen zijn via de archiefinventaris toegankelijk via de website.

Schade-inventarisatieformulier bij inventarisnummer 115-2

Schade-inventarisatieformulier bij inventarisnummer 115-2

De werkzaamheden van het Erfgoedcentrum
Archiefbeheerder Willem Willemsen is momenteel bezig de afzonderlijke bestanden door te nemen om de materiële toestand zo exact mogelijk te beschrijven. Naar verwachting zal dat karwei in het najaar voltooid worden. Hij doet dat professioneel door gebruik te maken van de schadeatlas van het Nationaal Archief. Hij noteert o.a. het soort schade(schimmel, inktvraat, muizenvraat) en de mate van de schade worden beschreven. Deze arbeidsintensieve methode leidt tot een gedetailleerd beeld van de schade aan de archiefbestanden, waardoor het Erfgoedcentrum t.z.t. betere afwegingen kan maken t.b.v. restauratie, conservering en/of digitalisering en beschikbaarstelling op de studiezaal/internet. Uit de eerste resultaten blijkt al dat sommige door het Gelders Archief niet meer beschikbaar gestelde bestanden toch wel beschikbaar gesteld kunnen worden, maar het omgekeerde komt ook voor. In het najaar zal er veel meer duidelijkheid zijn.

Zulke archieven kun je niet meer ter inzage geven. Restauratie, blad-voor-blad, is noodzakelijk.

Zulke archieven kun je niet meer ter inzage geven. Restauratie, blad-voor-blad, is noodzakelijk.

1615 – 2015: Borculo 400 jaar Nederlands grondgebied 
Restauratie zal waarschijnlijk heel veel geld gaan kosten. Daarom is het te hopen dat er naast gemeentelijke middelen, ook financiële bijdragen komen van inwoners, instellingen en bedrijven uit Berkelland en Oost-Gelre. Volgend jaar, op 20 december 2015,  kunnen de voormalige gemeenten Borculo, Neede, Eibergen en Lichtenvoorde herdenken dat zij 400 jaar Nederlands grondgebied zijn. Dat is het gevolg van het vonnis van het Hof van Gelderland op die datum (oude stijl) in 1615 in de strijd tussen graaf Joost van Limburg Stirum en de vorstbisschop van Münster ten gunste van de eerstgenoemde. En wat is nou mooier dan bij die gelegenheid een belangrijk archief te kunnen tonen, dat na 400 jaar eindelijk ook door de inwoners en ongetwijfeld vele andere belangstellenden ingezien kan worden.

Bennie te Vaarwerk

[1] J.P.W.A. Smit, ‘Inventaris der oude rechterlijke archieven van de stad en de heerlijkheid Borculo’, in: Verslagen omtrent ’s Rijks oude archieven, XXXV (1912), blz.233.

Bij het overlijden van Truus Spliethof-de Vos

Truus Spliethof-de Vos, 1933-2014  (foto van rouwkaart).

Truus Spliethof-de Vos, 1933-2014 (foto van rouwkaart).

Afgelopen vrijdag, 13 juni 2014, overleed Truus Spliethof-de Vos, oud-voorzitter van de Stichting Stad en Heerlijkheid Borculo (SSHB). Na de beëindiging van haar politieke werkzaamheden in de voormalige gemeente Borculo was bijna 18 jaar, vanaf 22 januari 1992 tot en met 29 oktober 2009, voorzitter van de SSHB. Zij hanteerde de voorzittershamer met veel verve en grote betrokkenheid. Al snel nadat de oprichtingsplannen in het najaar van 1991 bekend waren geworden, raakte Truus bij de verdere ontwikkeling betrokken. Zij bracht niet alleen haar bestuurlijke ervaring in, maar was ook sterk in het uitvoerende werk, waarbij de microverfilming en het indiceringsproject eerst genoemd moeten worden. Deze werkzaamheden vormden de kern van de taken waarvoor de SSHB opgericht was.

Het was in een tijd dat er weliswaar al met de computer gewerkt werd, maar waarin ook de gedachte leefde dat het nog wel even zou duren voordat de oude archieven ook gedigitaliseerd zouden worden (nog afgezien van de kostbare mogelijkheden daartoe). Er werd ingezet op de beproefde methode van microverfilming van de ‘Borculsoe’ archieven die bewaard werden in instellingen buiten de regio zelf. In de eerste vergadering was al duidelijk dat het accent bij de te verfilmen archieven zou moeten liggen op de oud-rechterlijk archieven van stad en heerlijkheid. Want die archieven waren door de zeer slechte materiële toestand al tientallen jaren niet meer ter inzage op de studiezaal van het toenmalige Rijksarchief in Gelderland te Arnhem. Microverfilming zou aan dit probleem ten dele tegemoet kunnen komen. De microfilms werden in de Openbare Bibliotheek van Borculo ter inzage gelegd. De voorbereiding van de verfilming werd opgepakt. Ook werd onze eerste bronnenpublicatie aangekondigd: het markeboek van de buurschap Dijcke.

Truus Spliethof (achter, midden) bij de presentatie van het Markeboek van de buurschap Dijcke in 1992

Truus Spliethof (achter, midden) bij de presentatie van het Markeboek van de buurschap Dijcke in 1992

Op 13 maart 1992 gingen Truus Spliethof en Margreet van Dijk voor de eerste keer naar Arnhem voor de microverfilming. Zij begonnen met de markenarchieven. In de bestuursvergadering van 29 april 1992 werd geklaagd dat het met de verfilming van de markenarchieven niet erg wilde vlotten: de dames hadden “slechts” 1000 opnamen kunnen maken vanwege de vele losse, gevouwen, gekreukelde en van ezelsoren voorziene papieren. Truus was ook erg te spreken over de samenwerking met het Rijksarchief. Later werd de verfilming voortgezet met Diet Lamé De verfilming van het oud-rechterlijk archief moet de dames wel eens tot wanhoop gedreven hebben vanwege de slechte materiële toestand van de stukken.

Haar bestuurlijke ervaring kwam van pas bij het binnenhalen van subsidies. Alle gemeenten die ooit deel uitmaakten van de Heerlijkheid Borculo (naast Borculo waren dat de gemeenten Neede, Eibergen en Lichtenvoorde) werden bereid gevonden tot het geven van een subsidie. De Lichtenvoordse burgemeester werd door Truus persoonlijk over de drempel getrokken. Ook de provincie Gelderland liet zich niet onbetuigd. Die subsidieerde het apparaat waarmee afdrukken van de microfilms konden worden gemaakt.

Het verfilmingsproject begon op 13 maart 1992 en duurde tot en met 7 oktober 1996. In de tijd gingen de dames bijna wekelijks naar Arnhem en werden vele tienduizenden opnamen gemaakt. Later kwam er nog een plukje uit de handschriftencollectie van de toenmalige Gelderlandbibliotheek bij. Inmiddels heeft het Gelders Archief, de opvolger van het Rijksarchief in Gelderland, de door Truus, Margreet en Diet gemaakte microfilms van de markenarchieven en het Archief van de Heren van Borculo gedigitaliseerd en online geplaatst. Zonder die films was dat niet zo vlot (en goedkoop!) mogelijk geweest. De microfilms blijven ondanks de digitalisering hun waarde behouden omdat het belangrijk is buiten de oorspronkelijke bewaarplaats een kopie te hebben. De ramp in Keulen in 2009 leert maar weer eens dat een schaduwarchief buitengewoon belangrijk kan zijn.

Microfilmdoosje met omschrijving van inhoud en aantal opnamen.

Microfilmdoosje met omschrijving van inhoud en aantal opnamen.

Het volgende grote project was het indiceringsproject vanaf najaar 1997. Dit project had tot doel het verfilmde oud-rechterlijk archief door vrijwilligers te laten indiceren. Voor de daarvoor benodigde microfilmleesapparaten werden opnieuw sponsors gevonden. Truus Spliethof leverde een grote bijdrage aan het toegankelijk maken van het oud-rechterlijk archief van Stad en Heerlijkheid Borculo (kortweg: ORAB).  Lange tijd was ze zelfs kampioen indicering. Ook daar kwam haar enorme inzet en betrokkenheid van pas. Ze vond daarnaast nog tijd zich te begeven op het onderzoeks- en schrijverspad: “Leuker konden zij het niet maken, makkelijker ook niet”, was een artikel van haar hand over belastingheffing in Geesteren in 1764. In de Kleine Reeks van 1997 (samen met Diet Lamé) verscheen een bronbewerking over de verkoop van een drachtige koe die niet drachtig bleek te zijn. Truus Spliethof stelde voortdurend hoge eisen aan zichzelf en aan wat zij voor de Stichting, niet alleen als voorzitter, maar ook inhoudelijk en aan wat zij als “meewerkend voorvrouw” meende te moeten doen. Groot was ook haar betrokkenheid bij het persoonlijk wel en wee van de bestuursleden, zoals ook ik meerdere malen heb mogen ervaren. Het was een eer om haar gekend te hebben en met haar te hebben mogen samenwerken. Dat zij nu moge rusten in vrede.

Bennie te Vaarwerk

 

‘Borculose’ boerderijen in een inkomstenregister van het Ambt Ahaus uit 1551-1552

Indertijd (1983) een geruchtmakend boek

Indertijd (1983) een geruchtmakend boek

Iedereen die zich met geschiedenis van boerderijen in de Achterhoek en Twente bezighoudt, wordt vroeg of laat geconfronteerd met hofhorigheid, een vorm van persoonlijke onvrijheid en gebondenheid aan grond en erf.
Hofhorigheid hoeft niet steeds zo negatief te zijn als het (in theorie) was. Kijk naar de Winterswijkse scholtengoederen, welks bewoners zich in vroegere generaties aan de onvrijheid ontworsteld hebben en van hun hofhorige goederen grote boerderijen hebben weten te maken. In studies naar de horigheid heeft lange tijd het accent gelegen op het juridische aspect: de persoonlijke onvrijheid en de grondgebondenheid. En zo kwam al snel de Hof te Lohn (Stadtlon) in beeld, als hoofdhof voor alle in het voormalige Münsterse deel van Oost-Gelderland gelegen hofhorige goederen. Bij geschillen over de interpretatie van lokale hofrechten (Miste/Ahof en Eibergen/Vaarwerk) kon men in hoger beroep gaan bij de Hof te Lohn. De lokale hofrechten waren meestal afgeleid van het moederhofrecht van Lohn.  In Winterswijk, dat ooit deel uitmaakte van het Münsterse ambt of heerlijkheid Bredevoort, was die relatie nog tot in de achttiende eeuw aanwezig. Voor het gebied van de heerlijkheid Borculo was dat toch anders. De daar aanwezige scholtengoederen hebben nooit de ontwikkeling doorgemaakt die voor Winterswijk zo kenmerkend werd en nog steeds is. De aandacht voor ‘Lohn’ was er duidelijk minder, hoewel in de oude literatuur gesuggereerd werd dat de heerlijkheid Borculo een afsplitsing van de graafschap Lohn was. Die aandacht was ook minder omdat in de heerlijkheid Borculo de hofhorigheid na 1616, toen het gebied onder Gelderse souvereiniteit kwam te staan, geen rol van betekenis meer leek te spelen.

Lange tijd bepaalde dit boek ook het beeld over de horigheid in Oost-Gelderland.

Lange tijd bepaalde dit boek ook het beeld over de horigheid in Oost-Gelderland.

Bronnen, die onlangs door het Landesarchiv Nordrhein-Westfalen, Abteilung Westfalen (het voormalige Staatsarchiv Münster) op zijn website zijn geplaatst, nodigen uit tot een herziening van de betekenis van de graafschap/het huis en de hof te Lohn voor de Achterhoek.
Al eerder was mij opgevallen dat de Hof te Groenlo, die in de verkoopakte van 1236 al wordt genoemd, in de 16de eeuw nog voorkomt in inkomstenregisters van het Münsterse ambt of heerlijkheid Ahaus. Nu blijkt dat ook te gelden voor tientallen, met name in het kerspel Groenlo gelegen goederen, die lasten moesten afdragen aan dat ambt Ahaus. Dit ambt is door de vorstbisschoppen van Münster in de 15de en 16de eeuw gevormd door samenvoeging van de ambten of districten Ahaus (met de heerlijkheid Ahaus en de kerspelen Alstätte, Vreden en Wüllen) en Up dem Braem (Borken, Lohn (Stadtlohn en Südlohn), Ramsdorf, Velen, Borken e.a.).  De heerlijkheid Ahaus was in 1406 definitief Münsters geworden, terwijl de graafschap Lohn al in 1316 door verkoop in handen van de bisschop van Münster was gekomen. Daartoe behoorde toen ook nog de burcht Bredevoort.

Met dit boek van Paul Aalbers begon in Oost-Gelderland de herontdekking van de horigheid en de strijd die tot diep in de 19de eeuw gevoerd moest worden om de laatste feodale restanten op te ruimen.

Met dit boek van Paul Aalbers begon in Oost-Gelderland de herontdekking van de horigheid en de strijd die tot diep in de 19de eeuw gevoerd moest worden om de laatste feodale restanten op te ruimen.

Zoals op veel plaatsen werden in de late Middeleeuwen door lokale en regionale heren pogingen ondernomen de oude hoven te ontbinden en de ertoe behorende hofhorige hoeven in pachtgoederen om te zetten, omdat dit profijtelijker was. Soms bleven mengvormen bestaan waarin naast de nieuwe pachtvormen ook hofhorige verhoudingen, compleet met hofrechten bleven bestaan, zoals in Bredevoort, Eibergen en de hofrechtspraak onder respectievelijk de abdis en het kapittel van het Stift Vreden. Die nieuwe verhoudingen weerspiegelden zich in de rekeningen van het ambt Ahaus uit 1551 en 1552. Daarin vinden we dan ook de lasten vermeld van vele goederen die nu de pacht, tiende of wat voor een last dan ook, af moesten dragen aan het ambt Ahaus, waarvan de vorstbisschop van Münster de landsheer was. Voor zover goederen hofhorig bleven vindt men de daarop betrekking hebbende aspecten terug in de hofprotocollen van Lohn, Bredevoort, Vaarwerk e.a..
In de ‘Hovesrolle von Ahaus, Lon, 1551, 1552’, zoals het inkomstenregister van het Ambt Ahaus in het origineel wordt genoemd, komen de navolgende, nu in Nederland gelegen goederen voor:

Pachtgoederen:
Geesteren: Werninck;
Neede: Thijebrinck, Bulstenbroick

Schepeltienden (‘schaptende’) moesten geleverd worden op Cathedra Petri (22 februari) door goederen gelegen te:
Hupsel (Hupstell): Brunynck, Wassynck (mogelijk wordt hier Wassink in Vragender bedoeld);
Avest (de buurschap niet als zodanig genoemd): to Ahuiss (Nahuis, Noasman);
Lintvelde (de buurschap niet als zodanig genoemd): Nijenhuiss;
Beltrum (de buurschap niet als zodanig genoemd): Hassinck, Segelinck, Wrackynck, Rotmerdynck, Gebbynck, Elfferdynck, Hemynck, Schurynck, Kuelynck, Wolterdynck, Heyrdynck;
Onder Groenlo: Everssloe, de Begijnen bynnen Grolle, dat Hertebroick;
Zwolle (buurschap niet als zodanig genoemd): Gelynck, Krukenstoll, Hemsynck (?), Wyssinck, Wycherdinck, Gaspenfelt (Lievelde?), dan nog Rybbertinck, Sijbertinck, dat andere Sijbertinck, Manschotte (Harreveld), Huninck;
Wenterschwick: Meerdinck, Wysskamp, Nijenhuiss, Boddellinck, Mentinck, Koninck, Bregessfelt (?), Honnessch, Gosenschott (?), Ikynck, Ruwenhorst, Polwich, Boesynck, Kelwick, Hemkynck;
Recken: Beckerinck (Bekkink), Poppinck, Buttesshuiss (Bots/Butz), Oisterbroick.
Dan volgen enkele goederen onder Vreden.
Werninck in Geysteren moest op Michaelis 1 pachtzwijn leveren.

Uit de opsomming van de uitgaven blijkt dat deze inkomsten de ‘Marhulser- und Buddenthendenn umb Grolle, Wenterschwick und Vreden’ genoemd werden. Volgens een aangehecht 18de of 19de eeuws afschrift gaat het om ‘de renthe, pechte, theende des hoves to Loen’. In totaal droegen daar 54 (volgens de daadwerkelijke opsomming echter 63) erven in  de kerspelen Groenlo, Winterswijk, Vreden en Eibergen (niet als zodanig genoemd) aan bij.
Veel goederen komen vanaf 1580 voor in de rekening van de heerlijkheid (of Münsters ambt) Borculo. Het laatste woord is er zeker niet over gezegd.

Bennie te Vaarwerk

Nieuwe indexen oud-rechterlijk archief Heerlijkheid Borculo

Erve Garver of Garverdinck in Haarlo. Eén van de mooiste oude erven ter plaatse. Ooit was het omgeven door een gracht.

Erve Garver of Garverdinck in Haarlo. Eén van de mooiste oude erven ter plaatse. Ooit was het omgeven door een gracht.

Vanavond zijn twee nieuwe indexen op het oud-rechterlijk archief van de Heerlijkheid Borculo op de website geplaatst. Het betreft indexen op de volgende inventarisnummers:

286. Dossiers van civiele procedures voor het landgericht en fragmenten daarvan,1692-1693 [aangetroffen jaren: 1634-1693]. Specificatie:

286.1: Welmer Francken en Jan Ruhoff contra Gerrit Cuyper, 1692;
286.2: Jan van Boeckholt, als curator van de desolate boedel van de weduwe van Peter Greven contra Wigbold de Rode van Heeckeren, heer van Ruurlo, 1693;
286.3: Margaretha Gerverdinck, weduwe Olmius, contra Henrick Colkman en Derck Gijginck

287-I. Dossiers van civiele procedures voor het landgericht en fragmenten daarvan,1694 [1680-1692]. Specificatie:
287.1: Bernard Adriaen ter Borgh, schout en secretaris te Buren, nomine uxoris, contra dr. Everhardt Bouwer, oud-burgemeester te Deventer, 1694.

Nieuwe webpublicatie: Namenlijst en bijdragen nieuwbouw kerkorgel Eibergen in 1708

Eerste bladzijde uit de lijst met namen en bijdragen aan de nieuwbouw van het orgel in de kerk van Eibergen, 1708 (ECAL, ANHGE, inv.nr. 476)

Eerste bladzijde uit de lijst met namen en bijdragen aan de nieuwbouw van het orgel in de kerk van Eibergen, 1708 (ECAL, ANHGE, inv.nr. 476)

In 1709 werd in de gereformeerde kerk van Eibergen, thans de Oude Mattheus genoemd naar de vóórreformatorische kerkpatroon, een nieuw orgel geplaatst. Het was het derde orgel, want onder het middendeel van het orgel werd vermeld: ‘Na verwoesting van 2 orgels door vijanden, is dit in deze gemeente gecollecteerd en gezet, ao. 1708′. Dit bord is niet (meer)  aanwezig op het in inmiddels naar Westervoort verplaatste orgel. Het werd gebouwd door de Westfaalse orgelbouwer Joost Derk Jalinck, die o.a. ook orgels bouwde in Gross Burlo (kloosterkerk, 1705), Keulen (Jezuïetenklooster, 1710) en uit 1720 dateert een plan voor een nieuw orgel in de Lochemse kerk. Jalinck was wel van alle religieuze markten thuis, zo blijkt.

Het ‘Jalinck-orgel’ heeft tot 1957 in de kerk van Eibergen gestaan. Daar vond men het toen tijd voor een nieuw orgel, dat voorzien werd van een antieke kast uit Rotterdam. Het oude Eibergse orgel kwam via orgelmaker Willem van Leeuwen (die ook de kast voor het nieuwe orgel te Eibergen geleverd had en het oude orgel in opslag genomen had) terecht in de Hervormde kerk van Westervoort (1965).

Over dit orgel is veel gepubliceerd en op het internet te vinden (publicatie van Peter Molenaar). Kortheidshalve ga ik dus op deze plek niet verder in op de bouwgeschiedenis van het oude Eibergse orgel. Eén aspect wil ik eruit lichten, dat is het feit dat het orgel voorzien werd van het Eibergse stadswapen: drie eieren op een ovaal schild. Het is bekend dat de burgemeesters van het Berkelstadje Eibergen hun officiële stukken zegelden met het stadzegel. Helaas zijn daarvan (voor zo ver mij bekend) geen goede afdrukken bewaard gebleven.

Dan nu de lijst.[1] De lijst bevat de namen van de intekenaren en de door hen toegezegde bedragen. Zij is dus geen opsomming van de inwoners van het kerspel Eibergen. Het aantal inwoners was groter dan op de lijst vermeld wordt. De lijst opent met de intekenaren uit de stad Eibergen en hun bijdragen, soms gezinsgewijs, dan weer individueel. Na predikant, voogd, burgemeesters, gemeenslieden en provisoren worden de burgers opgesomd. Als er door gezinsleden of inwonend personeel werd ingetekend, dan werd ook hun naam genoteerd. Want de bedoeling van de lijst (of ‘boek’, zoals men het zelf noemde), de namen en giften van de geërfden, burgers en huislieden zorgvuldig te registreren ‘tot een altoos duirende gedagtenis’.

In 1708 bestond het kerspel Eibergen uit de stad Eibergen en de buurschappen Haarlo, Olden Eibergen, Hupsel, Mallem en de Holterhoek. Haarlo behoorde tot 1856 nog kerkelijk tot Eibergen. De buurschap Rekken was in 1651 verzelfstandigd onder invloed en mede door toedoen van de uit Vreden toestromende gereformeerden. Ook in Amsterdam werd gecollecteerd voor het Eibergse kerkorgel. Daar werkten en woonden 26 Eibergenaren. Ook katholieke inwoners droegen flink bij, met Christiaen Nij Muller (molenaar Nieuwe Molen in Olden Eibergen) als aanvoerder. Maar ook de beide Olminkhofs, geboekt als Olde Schulte en ‘het regte Hoff de Jonge Schult’, droegen samen 10 gulden bij. Ik denk dat de bijdragen van de katholieken eerder gegeven werd omdat het onderhoud van het kerkgebouw, ook al was het gereformeerd, een zaak van de gezamenlijke geërfden was (gerechtigden in de tot het kerspel Eibergen behorende marken). Daarbij maakte het niet uit of men katholiek was of niet. Trouwens, ook één joodse ingezetene droeg bij.

Het artikel, vooral een bewerkte bronnenpublicatie, is hier (webpublicaties, onderaan) te vinden.

Bennie te Vaarwerk


[1] Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers, Archief Nederlandse Hervormde gemeente Eibergen, inv.nr. 476.


 

Nieuwe indexen oud-rechterlijk archief Stad Borculo

Het stadswapen van Borculo in de sluitsteen van het Brandspuitenhuis te Borculo.

Het stadswapen van Borculo in de sluitsteen van het Brandspuitenhuis te Borculo.

Vanavond zijn twee nieuwe indexen op het oud-rechterlijk archief van de Stad Borculo op de website geplaatst. Het betreft indexen op de volgende inventarisnummers:

92. Stadsgerichtsignaat (protocol van rechtspraak in civiele zaken, 1692-1697.
93. Stadsgerichtsignaat (protocol van rechtspraak in civiele zaken, 1697-1704.

Lokale verkiezingen in het achttiende eeuwse Eibergen

Het wapen van de gemeente Eibergen is rechtstreeks afgeleid van het oudere stadszegel. Alleen was de Hoge Raad van Adel, die het wapen in 1816 verleende, niet meer bekend met de oorspronkelijke kleuren van het wapen van de Heren van Borculo, waarvan het Eibergse wapen afgeleid was: rode bollen resp. eieren op een goudkleurige ondergrond.

Het wapen van de gemeente Eibergen is rechtstreeks afgeleid van het oudere stadszegel. Alleen was de Hoge Raad van Adel, die het wapen in 1816 verleende, niet meer bekend met de oorspronkelijke kleuren van het wapen van de Heren van Borculo, waarvan het Eibergse wapen afgeleid was: rode bollen resp. eieren op een goudkleurige ondergrond.

De gemeenteraadsverkiezingen zijn weer in aantocht. In Berkelland lijkt het vooralsnog alleen te gaan over het wel of niet mogen beplakken van het hoofdplakbord in Borculo.

Het algemeen kiesrecht, waarbij mannen en vrouwen mochten stemmen, dateert pas uit 1919, toen aan de vrouwen dit recht werd toegekend. In 1917 was al het algemeen kiesrecht voor mannen ingevoerd. De Grondwet van 1848, die van Zwollenaar Thorbecke, maakte het mogelijk dat leden van de Tweede Kamer, de provinciale Staten en Gemeenteraden rechtstreeks werden gekozen door mannen van boven de 23 jaar die een bepaalde belasting betaalden (het zgn. censuskiesrecht).
Democratie is dus een betrekkelijk jong verschijnsel van nog geen eeuw oud, waaraan een lange strijd aan vooraf ging.

Hoe anders het was in de achttiende eeuw, zal ik illustreren aan de hand van de procedure voor de verkiezing van het Eibergse stadsbestuur.

In Eibergen vonden de verkiezingen plaats op St.-Matthias, 24 of (in schrikkeljaren tot aan het eind van de vijftiende eeuw) 25 februari. Het waren indirecte verkiezingen voor de vier burgemeesters en de twee gemeenslieden. Het stadje Eibergen, dat in de 17de en 18de eeuw uit zo’n 120 huizen bestond, was verdeeld in negen ‘rotten’ of wijken, die elk onder de leiding stond van een rotmeester. Voor de jaarlijkse verkiezing van het stadsbestuur of magistraat kwamen de negen rotten bijeen in de kerk van Eibergen. Elk rot koos bij meerderheid van stemmen een keurgenoot of kiezer, voor de tijd van één jaar. Dat stemrecht was beperkt mannen die het burgerrecht van Eibergen bezaten of dat via hun huwelijk met een Eibergse vrouw verworven hadden.

De deur tussen de voormalige sacristie of garvekamer, na 1616 consistoriekamer, en het kerkkoor. De koster stond voor deze deur tijdens de beraadslagingen over het handhaven of vervangen van de zittende leden van het stadsbestuur.

De deur tussen de voormalige sacristie of garvekamer, na 1616 consistoriekamer, en het kerkkoor. De koster stond voor deze deur tijdens de beraadslagingen over het handhaven of vervangen van de zittende leden van het stadsbestuur.

Die negen keurgenoten of kiezers sloten zich vervolgens op in de garvekamer of consistoriekamer, terwijl de koster buiten voor de deur bleef staan (waarschijnlijk gaat het hier om de deur naar het koor van de kerk), vermoedelijk om te voorkomen dat de burgerij zich nog intensiever met de verkiezingen bemoeide. De negen kiezers bepaalden in de voormalige sacristie het lot van de magistraat: konden burgemeesters en gemeenslieden aanblijven of moesten zij of een individueel lid vervangen worden? Als zij eruit waren maakte de koster het besluit aan de in de kerk aanwezige burgerij bekend. Anders dan in Borculo, waar alleen de Heer besliste over het lot van de magistraat, bleef deze in de Eibergse verkiezingen geheel buiten beeld. Bij de keuze van haar bestuurders was Eibergen dus zelfstandiger dan Borculo.
Burgemeesters en gemeensluiden waren belast met de financiële administratie van de stad. Men vond het toen, geheel in tegenstelling tot nu, van groot belang dat het stadsbestuur in de verkiezingstijd verantwoording aflegde over het financiële beheer. Dat gebeurde op de verkiezingsdag zelf of de dag ervoor ten overstaan van de negen keurgenoten en de negen rotmeesters. Na afloop hiervan deden de rotmeesters elk in hun wijk, verslag van de rekening en de toestand waarin de stad zich bevond. Het zal duidelijk zijn dat de bevindingen in belangrijke mate bijdroegen aan de eventuele herverkiezing van het zittende bestuur. Hoewel dat ook meteen gerelativeerd moet worden, want niet elke burger kwam in gelijke mate voor een magistraatsfunctie in aanmerking. Ook in Eibergen bleef het reservoir van bestuurders vaak beperkt tot enkele meer vermogende en aan elkaar verwante families.
Burgemeesters en gemeenslieden stelden de twee provisoren van de ‘Armenbeurse’ of Provisorie (burgerlijk armenfonds) aan. De provisoren waren financiële verantwoording schuldig aan het stadsbestuur. Dat laatste stelde ook een nachtwaker en een stadsdienaar (bode) aan.

De verkiezingen waren ook een moment om bepaalde zaken af te dwingen. Zo werd op Matthias 1743 besloten voortaan geen rooms-katholieken meer tot het Eibergse burgerschap toe te laten. Een jaar later waren er kennelijk problemen met de betaling van de burgerbelasting. De keurnoten besloten dat alleen nog burgers toegelaten mochten worden die hun belastingen volledig betaald hadden. In 1790 was het tijd om het gebruik van gemeenschapsgelden door het stadsbestuur aan banden te leggen. Voortaan mochten ‘burgemeesteren en gemeensluiden op ’t Stadhuis of in herbergen of elders (…) op rekening van de gemeente niet (…) mogen verteeren.’ Maar op Matthiasdag ‘zal er twee kannen genever op ’t Stadhuis mogen gedronken worden.’

Het drankgebruik is gebleven, het aan banden leggen van bestuurders wanneer er weer eens misstanden uitgebreid aan de kaak gesteld werden, is ook niet nieuw. Wezenlijk anders was dat de stadsbestuurders uit de achttiende eeuw werden afgerekend op het gevoerde (financiële) beheer in de vorm van jaarrekeningen en niet, zoals nu, op verkiezingsprogramma’s of begrotingen. In de lokale financiële huishouding deden begrotingen pas hun intrede na 1795.

Eibergen, 4 februari 2014
Bennie te Vaarwerk

Erfnamen en gerechtigden in de mark van Mallem, 1859-1909

Tussen de bomen het oude Mallemse gewaarde erve Roossink. Oorspronkelijk een goed van het Stift Vreden, rond 1600 een bezit van de Provisorie van de Stad Eibergen, en in het midden van de 19de eeuw door de burgerlijke gemeente overgedaan aan de Hervormde Diaconie van Eibergen. Op de achtergrond de Watertoren midden op de Mallemse Es. Linksachter het erve Slotman, dat in het markenboek nog als keuter wordt betiteld. Er voorlangs loopt de N18 of Twenteroute.

Tussen de bomen het oude Mallemse gewaarde erve Roossink. Oorspronkelijk een goed van het Stift Vreden, rond 1600 een bezit van de Provisorie van de Stad Eibergen, en in het midden van de 19de eeuw door de burgerlijke gemeente overgedaan aan de Hervormde Diaconie van Eibergen. Op de achtergrond de Watertoren midden op de Mallemse Es. Linksachter het erve Slotman, dat in het markenboek nog als keuter wordt betiteld. Er voorlangs loopt de N18 of Twenteroute.

In het archief van de mark van Mallem, berustend in het Gelders Archief te Arnhem[1], bevindt zich een in 1909 of later opgemaakte lijst van boerderij- of erfnamen met de bijbehorende eigenaren of gerechtigden in de mark van Mallem. De lijst is in bewerkte vorm, maar wel volledig weergegeven, te vinden op de webpagina Borculose sprokkels (rubriek XII). De opsteller heeft geen onderscheid meer gemaakt tussen gewaarde erven (volle erven of geërfden), halve erven en keuters. Naast de (soms in tijd veranderende) boerderijnaam vindt men er dus de namen van bijbehorende eigenaren en ziet men welke verschuivingen in het eigendom al of niet hebben plaatsgehad. Het betreft de eigendomssituaties in 1859, 1878 en 1909.

Deze bronbewerking maakt deel uit van een omvangrijker project met betrekking tot de geschiedenis van de mark en buurschap van Mallem. Ergens in het voorjaar hoop ik een transcriptie van het markenboek van Mallem op mijn website te plaatsen.

Eibergen, 2 februari/Maria Lichtmis 2014
Bennie te Vaarwerk


[1] Gelders Archief, Marken (0366), Mark van Eibergen, doos 93. Het markenarchief wordt momenteel (winter 2014) bewerkt en niet ter inzage gegeven.